Deel 2: Week 1 na de ontdekking van twee knobbeltjes in mijn borst
DEEL 2 ~ Week 1 na de ontdekking van twee knobbeltjes in mijn borst: een wondertje en dan de officiële uitslag (jan 2010)
De dag na die eerste Helende Reis-behandeling word ik als een ander mens wakker. Ik voel me zowel van binnen als van buiten brandschoon. Vijf uur lang zijn de therapeut en ik bezig geweest. Oude trauma’s zijn met veel pijn aan de oppervlakte gebracht en verwerkt. Het was heel hard werken, maar wat een resultaat! Als ze aan het einde van de sessie vraagt hoe mijn borst er nu van binnen uitziet, zeg ik: die ene knobbel is oké, die is helemaal wit, niks mee aan de hand. Die andere is zwart en die zie ik nu langzaam van binnenuit schoongespoten worden, als met een brandslang vol licht, ik zie het zwart gewoon wegspoelen.
Als ik me die ochtend na die Helende Reis aankleed, valt me iets bijzonders op. Mijn rechtertepel ziet er gewoon, normaal, rozig uit! Dat is apart, want sinds ik namelijk ben gestopt met het geven van borstvoeding, en dat is al zo’n zeven jaar geleden, zit er iedere ochtend een korstje van wat lijkt op opgedroogde colostrum op die tepel. Iedere dag onder de douche krab ik dat dan weg, om de dag erna te constateren dat er weer een nieuw korstje zit (achteraf een veeg teken..). Maar vanochtend, de dag na die sessie, zit dat er dus niet! Voor het eerst in zeven jaar! Opmerkelijk. Manlief wordt ingelicht en beiden vragen we ons af: zou er dan echt iets binnen in mijn borst zijn gebeurd?
Vijf dagen later zijn mijn man en ik op weg naar het ziekenhuis voor de uitslag van de biopties. Een spannende dag voor ons beiden. Ik kijk af en toe opzij en realiseer me hoe zwaar het voor hem moet zijn. Toekijken vanaf de zijlijn en maar hopen dat ik de juiste beslissingen ga nemen om dit goed te laten aflopen. Ik heb met hem te doen. Hoe dichterbij we komen, des te meer ik dan ook in de verleiding begin te komen om nog iets met hem te delen wat ik sinds mijn Helende Reis van een paar dagen daarvoor heb voelen gebeuren, maar wat ik nog niet eerder heb willen zeggen om hem geen valse hoop te geven. De tumor rechtsboven is volgens mij namelijk duidelijk voelbaar geslonken, nu al in een paar dagen! Ik voel me door deze wetenschap gesterkt en krachtig en ga het gesprek met de chirurg daarom vol vertrouwen tegemoet. Hij daarentegen weet van niets.
Als we vanuit de parkeergarage het ziekenhuis inlopen hou ik het niet meer. Ik vertel hem wat ik de afgelopen dagen in mijn borst heb voelen gebeuren. Ik zie dat dit nieuws hem kracht geeft. De zenuwen, die een bezoek aan het ziekenhuis om de een of andere reden toch altijd met zich mee lijkt te brengen, worden er niet minder om en de tegenstrijdige emoties die door ons heen gaan, verdwijnen er ook niet door. Maar het maakt, voor ons beiden nu, wel het verschil tussen ‘als een lam naar de slachtbank gaan’ en ‘met opgeheven hoofd het gesprek aangaan’.
Aangekomen op de afdeling Chirurgie - waar ze volgens mij dingen bij je weg snijden, maar die zonder enig spoor van ironie doodleuk ‘Heelkunde’ wordt genoemd (what’s in a name?!) - worden we een klein kamertje binnengeleid. Na een tijdje komt de dienstdoende chirurg samen met een verpleegkundige binnen en hij valt met de deur in huis: “Er is bij u kwaadaardigheid geconstateerd”. Zo zei hij het echt: ‘kwaadaardigheid’. Nou dat klinkt een stuk beter dan ‘kanker’! Dat valt mee!! Het idiote is: dat dacht ik echt. Het woord ‘kanker’ viel maar niet en daardoor bleef dat wat ik dan zou hebben heel abstract en onwerkelijk en leek het eigenlijk niet eens echt heel erg. ‘Kwaadaardigheid’, het klonk een beetje als een heel ondeugend kind, foei foei, nou nou, kwaad van aard, maar als we dat varkentje even wassen, dan is het zo weer lief en braaf, zoiets. En dan vervolgt ie met: “Dat knobbeltje halen we weg. En het andere knobbeltje is goedaardig, littekenweefsel, maar voor de zekerheid nemen we dat ook meteen mee”.
Ja, denk ik, dat wist ik al: één goed (wit), één niet goed (zwart)! Dat had ik al ‘gezien’ tijdens mijn Helende Reis! Dat gaf kracht!
Hij rondt zijn zakelijke praatje af en draagt ons over aan de mama-care-verpleegkundige, speciaal ingehuurd om met de emoties te dealen van mensen met borstkanker bij wie net de vloer onder hun voeten vandaan is gehakt. Lekker duidelijk, heerlijk verdeeld! Het is net een tenniswedstrijd: ah, de chirurg, oh nee, zoef, weg, ah de mama care-verpleegkundige!
En die wil met ons praten, en wel nu meteen. En echt, hellup, ze trekt een gezicht alsof ze zelf langzaam begint in te storten vanwege het nieuws dat we zojuist te horen hebben gekregen. Dit is gewoon niet waar, ze praat tegen ons alsof we heel zielig zijn, een soort geknakte vogeltjes, ze zakt er zelfs steeds een beetje meer bij in, zoals je doet wanneer je tegen een kleuter praat, of tegen geknakte vogeltjes, die dood liggen te gaan op de grond. Of ik gehoord heb wat de chirurg heeft gezegd? Uhh...ja! En of ik het wel allemaal heb begrepen? Ja hoor, en ik ben echt de beroerdste niet, dus ik herhaal woordelijk wat de chirurg ons net verteld heeft. Of ik me dan geen zorgen maak, wil ze weten. Nou nee, zeg ik, ik heb er alle vertrouwen in dat het goed komt, dat weet ik zeker. Of ik dat wel vaker heb, dat ik dingen ‘weet’? vraagt ze. Ja, zeg ik. En of die dan ook altijd uitkomen, wil ze weten. ‘Jazeker’, zeg ik. En omdat ik zo ibbelig wordt van haar therapeutentoontje voeg ik er vol vuur op dramatische toon aan toe: ‘Altijd!’ Nou, dat vindt ze dan wel weer bijzonder en dan vind ik het wel welletjes, het leven is veel te kort (als kankerpatiënt leer je zoveel dingen supersnel) om tijd te verbeuzelen met een therapeut die geen moer van je snapt. Exit de mama care-verpleegkundige.
Tenminste, dat dacht ik. Binnen een dag hangt ze aan de telefoon. Ze heeft goed nieuws! Ze hebben met het hele team overlegd en daar is een datum en een tijdstip uitgerold waarop ze me gaan opereren!
???? Opereren? Pardon? Hoezo? Heb ik gezegd dat ik dat wil dan? Dit gaat veel te hard, ik heb amper de tijd gehad om het nieuws te laten bezinken en me te verdiepen in hoe nu verder. Ze klinkt verbaasd, of ik dan misschien niet kan, op die bewuste dag? Dat is een schot voor open doel, dus ik hap meteen en zeg: ja inderdaad, dat komt me niet echt uit. Nou, ik moest wel één ding heel goed begrijpen, meende ze: ze hadden met meerdere mensen moeten overleggen om een datum te prikken, dus dat konden ze niet heel gemakkelijk verzetten. Dat begrijp ik best, maar ja, zonder patiënt wordt opereren lastig, nietwaar, dus misschien handig om die ook in de besluitvorming te betrekken?! De impliciete boodschap: ‘WIJ weten wat goed voor u is en DUS gaan we u opereren en wel als het ONS uitkomt’, maakt me boos. Wat denken ze wel, verdorie!
Ze begrijpt het niet. De meeste mensen willen zo snel mogelijk geopereerd worden, zegt ze, vandaar hun snelle actie. Nou fijn, ik ben oprecht blij voor iedereen die daar gelukkig van wordt, maar mij gaat het veel te snel. Ik ben nog maar net begonnen met uit te pluizen wat wijsheid is, dus ik heb gewoon meer tijd nodig. Maar met haar opmerking creëert ze in ieder geval ruimte. En als ze me vraagt wanneer het me dan beter uitkomt, roep ik maar iets, wat neerkomt op ongeveer twee weken later dan aanvankelijk gepland. En dat zeg ik alleen maar omdat ik het lef (nog) niet heb om te zeggen: ik bel wel terug als ik eruit ben.